Als de Heere de opvoeding moet overnemen
Als de Heere de opvoeding moet overnemen
De moeder: ‘Mijn hele leven draaide om mijn kinderen en toen waren ze opeens weg.
Een streng gelovig echtpaar heeft acht kinderen, die allen uit huis werden geplaatst. Het voornaamste bezwaar van Bureau Jeugdzorg: de ouders zetten God op de eerste plaats, en niet hun kinderen.
Ongeveer zeven jaar geleden stopte Lucas van Vliet, een getrouwde man en vader van acht kinderen, met zijn succesvolle baan als makelaar. Lucas en zijn vrouw waren inmiddels diep gelovig. Hij werd ‘boodschapper’ voor God, dominee in de eigen, huiselijke parochie. In de kleine gemeenschap in de Randstad waar zij wonen, leeft het gezin sindsdien van giften uit zijn predikbeurten, terwijl er soms financiële garantstellingen bijkomen. Kinderbijslag en zorgverzekeringen weigeren deze bevindelijk gereformeerden, zoals zij worden genoemd.
Ondervoed
Hun jongste kind, een meisje, is inmiddels vijf. Vier maanden na haar geboorte werd zij na tussenkomst van de rechter uit huis geplaatst. De reden was dat de ouders vanwege hun geloofsovertuiging weigerden om het meisje extra voeding te geven toen borstvoeding ontoereikend bleek. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming was de baby bij de opname in het ziekenhuis stervende, of was er in elk geval sprake van een voor haar levensbedreigende situatie.
Het ziekenhuis ontkrachtte die suggestie naderhand meerdere malen en stelde verder dat de baby geen ernstige pijn had geleden. Door een juiste bijvoeding ging het weer gauw goed met het aanvankelijk erg magere kindje, constateerde de behandelende arts. Gesprekken om de ouders ertoe te bewegen het meisje bijvoeding te blijven geven, leidden echter tot niets.
De rechter besloot hierop haar uit huis te laten plaatsen. Inmiddels zijn vader en moeder Van Vliet het ouderlijk gezag over dit meisje voor altijd kwijt. De vader erkent, na afloop van een van de vele rechtszittingen rond het gezin, meteen dat hij schuld had aan dit voorval en zich hiervoor aanhoudend verantwoordelijk voelt. “Ik heb toen een fout gemaakt en dat zal ik altijd heel erg blijven vinden. Hiervoor heeft de Heere ons boete gedaan.”
Geldgebrek
Het oudste kind van het gezin, een jongen, is achttien. Hij is ondernemend, zelfbewust en volgt een particuliere opleiding aan een businessschool en werkt tussen zijn studie door in een mooi stadshotel. Drie jaar geleden werden hij en zijn overige zes broers en zusjes die nog thuis woonden, uit huis geplaatst. Dat gebeurde na een melding van een familielid bij het Alarm- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het bewuste familielid meende dat het gezin, mede door het grotendeels wegvallen van zijn inkomstenbron, voedsel tekortkwam. Er volgde onderzoek van Bureau Jeugdzorg (BJz).
Gas en elektriciteit waren een paar weken uit geldgebrek afgesloten geweest. Naaste bemiddelde familieleden stelden zich hierna voor onbepaalde tijd schriftelijk garant voor verdere, eventueel noodzakelijke financiële aanvulling. Het leed was echter geschied en de kinderrechter gaf, tot ongeloof van de ouders, Jeugdzorg toestemming om de kinderen elders onder te brengen.
Psychiatrisch onderzoek
Uit de rechterlijke beschikking: “De kinderrechter acht het onbegrijpelijk dat de vader (en de moeder), al dan niet op bevel van God, een situatie waarin de gezondheid en andere belangen van hun kinderen worden bedreigd, in stand houden.” De rechter gaf verder aan dat zij ‘evenals BJz aannemelijk acht dat bij de vader sprake is van een psychiatrische problematiek’. Om die vast te stellen, gaf de rechter vader Van Vliet in overweging een psychiatrisch onderzoek te ondergaan.
Nog minderjarig tekende de oudste zoon beroep aan tegen zijn uithuisplaatsing en die van zijn broers en zussen. Hij beriep zich onder meer op een rapport dat de ambulante spoedhulp voor jeugdzorg STEK in opdracht van Bureau Jeugdzorg had opgemaakt. Na onderzoek in het gezin schreef STEK dat de opvoeding de ouders erg ter harte ging, dat de kinderen vrolijk waren en dat er vaak aardappels, groenten en vlees op tafel kwamen.
Ook de onderwijzers van de verschillende scholen benadrukten dat de kinderen niet tekortkwamen en op verjaardagen trakteerden. De geloofsbelevenis van de ouders speelde volgens de leerkrachten geen rol. Er waren in de klassen wel meer leerlingen met een sterk godsdienstige achtergrond, zeiden zij. ‘Het gezin heeft geen verdere hulpverlening nodig’, schreef STEK in de, mede door BJz ondertekende, eindrapportage.
Kort hierop verzocht BJz niettemin de zeven kinderen uit huis te plaatsen. De kinderrechter stemde hiermee in en stelde in haar overwegingen ‘in het bijzonder dat het de ouders vrij staat om hun geloof te beleven zoals zij wensen, en dat hun levenshouding wordt gerespecteerd, ook als zij daarmee ervoor kiezen de vervulling van basisbehoeften afhankelijk te maken van goddelijke ingevingen bij de vader’. Echter: ‘De ouders zouden niet in deze procedure betrokken zijn als zij de reële kans op ernstige beproevingen die aldus ontstaat, slechts voor zichzelf namen. De ouders nemen echter voor hun kinderen de kans voor lief dat zij letterlijk en figuurlijk in de kou komen te staan.’
Stabiele thuissituatie
De oudste zoon ging tegen deze beslissing in beroep en op 10 juni 2009 stelde het gerechtshof hem in het gelijk. Hij mocht terug naar huis. Dit tot zijn grote vreugde want, had hij voor het hof gezegd: “Onze ouders geven heel veel aandacht aan hun kinderen en hebben gezorgd voor een warme, stabiele thuissituatie vol liefde en genegenheid. (…) Onze ouders verdienen een groot compliment. Als ik nu een roos bij mij had, dan ging die naar mijn moeder.”
Het hof stelde in zijn voor de zoon gunstige beschikking dat onvoldoende was gebleken dat de zedelijke of geestelijke belangen, dan wel zijn gezondheid, ernstig werden bedreigd in de thuissituatie. Ook schreef het hof: ‘De ouders zijn zeer wel in staat de kinderen een stabiele en veilige opvoedingssituatie te bieden. Het heeft de zoon, ook in de jaren dat de vader besloot zich te wijden aan het predikantschap, geenszins ontbroken aan basisbehoeften. Het enkele feit dat eenmaal het gas en de elektra afgesloten zijn geweest, maakt dit niet anders. Ook in die situatie was er een warme maaltijd, werd er gezorgd voor warm water om zich te wassen en werd kleding gewassen. Een tijdelijk ongemak rechtvaardigt allerminst een ingrijpende maatregel als een uithuisplaatsing.’
Het beroep had de oudste zoon ingesteld mede namens zijn jongere broers en zusjes. Als niet belanghebbende werd hij echter niet ontvankelijk verklaard. Hierop is de jongen naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gestapt, een procedure die nog loopt.
Brief
Bureau Jeugdzorg schreef naar aanleiding van de beschikking van het hof een brief aan de ouders. Hierin werd uiteengezet dat de gunstige beslissing voor de oudste zoon geen betrekking mocht hebben op de andere kinderen. Doorslaggevend hiervoor was, volgens BJz, dat de ‘ouders menen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de basisbehoeften voor de kinderen waardoor de basis voor ontwikkeling wankel is’.
Ook schreef BJz: ‘Ouders leven (in grote mate) geïsoleerd van de buitenwereld, zij laten zich bij uitsluiting leiden door God.’ En: ‘Kinderen komen bij de ouders niet toe aan het ontwikkelen van een eigen identiteit omdat ouders van hen verwachten dat zij op dezelfde manier leven, namelijk alles volgens de gedachte van God.’ Ten slotte: ‘Het enige doel voor ouders is om in de geestelijke wereld voor God te komen. Dat heeft als risico dat ouders geen inzicht hebben in wat de kinderen nodig hebben om zich goed te ontwikkelen.’
Weer terug
De oudste zoon is al weer ruim twee jaar thuis en zijn even intelligente zusje van zestien heeft zich onlangs net als hij met succes ’teruggeprocedeerd’. De derde, een jongen van vijftien die zeven talen leert – waaronder Chinees – is als het aan hem ligt, hard op weg te volgen. Hij vestigde begin oktober wellicht een nationaal record door als jongste Nederlander ooit een rechtbank te wraken. Die stap nam hij, omdat hij elk vertrouwen in zijn bijzonder curator heeft verloren en de oorspronkelijke rechters, naar het oordeel van de jongen, onvoldoende zijn belang hebben afgewogen bij hun beslissing geen andere curator aan te wijzen.
Lucas van Vliet en zijn vrouw procederen zelf niet om hun kinderen terug te krijgen en een ander noodlot – ontheffing uit de ouderlijke macht – te voorkomen. Zij menen dat dit niet hoeft en dat God ervoor zal zorgen dat de kinderen terugkomen. Het liefst willen zij hun kinderen weer thuis hebben. Maar, zeggen zij, het is de Heere die voor hen zal zorgen.
“God is liefde”
Tijdens een huisbezoek van twee psychologen van het Ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum, juli vorig jaar, zei de vader: “God is liefde. Ik mishandelde mijn kinderen niet. Ik heb ze in liefde behandeld. Het snijdt door me heen als ik merk dat de kinderen van me verwijderd raken door het verblijf elders. Ik aanvaard de opvoedingsplicht voor honderd procent en daar mogen ze mij op aanspreken.” De moeder zei: “Mijn hele leven draaide om mijn kinderen en toen waren ze opeens weg. Pijnlijk. De Heere bestuurde dat zo. Hoop doet leven. Ik geloof dat ze terugkomen. Wij moeten echter Gods tijd afwachten.” De vader en de moeder samen: “Wij verlangen echt naar onze kinderen.”
Bureau Jeugdzorg stelde eerder over de opvoeding: ‘Ouders hebben het gevoel te moeten kiezen tussen God en de kinderen, terwijl dit nimmer een keuze zou mogen zijn. Kinderen dienen te allen tijde op de eerste plek te komen’. Voorts werd gesteld: ‘Ouders zijn doorgeslagen in hun geloof, waardoor Bureau Jeugdzorg vreest dat er niet langer sprake is van gezond geloof, maar van psychiatrische problematiek.’ En: ‘De liefde van de ouders voor de kinderen is sterk. Bureau Jeugdzorg heeft dit nooit in twijfel getrokken. Alleen is het wel zo dat, ondanks het feit dat ouders veel van hun kinderen houden, zij alle overwegingen en zorgen bij God neerleggen en daar zelf niet een beslissing in nemen of zorg voor dragen. Hierdoor is er geen veilige en stabiele leefomgeving voor de kinderen.’
De vader liet zich eind 2008 gedurende twee weken uitvoerig onderzoeken in een kliniek van de GGZ. Hij gaf hiermee gehoor aan het indirecte verzoek van de rechtbank. In het eindrapport wordt hij omschreven als een goed verzorgde, zeer net geklede en in zijn gedragingen zeer kalme man. De conclusie van de GGZ is dat hij zich ‘in zijn leven vanwege extreme geloofsovertuigingen volledig laat leiden door de weg waarvan hij denkt dat God die voor hem heeft gebaand’. De psychiaters achten hem volledig ‘wilsbekwaam met betrekking tot de keuze voor zijn manier van leven’. Een verplichte opname of behandeling zijn niet aan de orde, waar bij hem geen psychiatrische of andere stoornissen zijn vastgesteld.
Hereniging
De oudste zoon spant zich dagelijks in om het gezin weer bij elkaar te brengen. Niet alleen met juridische procedures, tot aan het Europese Hof toe, maar ook richtte deze zoon klachtbrieven aan de president van de Hoge Raad en aan een rechtbankpresident. De laatste antwoordde dat het hem oprecht speet niets te kunnen doen. ‘Ik wens jou en je broers en zusjes, voor wie je zo bewonderenswaardig opkomt, het allerbeste toe’, besloot de president van de betrokken rechtbank zijn bijzondere brief.
De naam Van Vliet is op verzoek van de betrokken familie uit overwegingen van privacy gefingeerd, evenals de voornaam van de vader.
Verwaarlozing
Bureau Jeugdzorg benadrukt in een reactie op het dossier van de familie Van Vliet dat het onder toezicht stellen en uithuisplaatsen van kinderen altijd met toestemming gebeurt van de rechter. Religie alleen is nooit het uitgangspunt om kinderen bij hun ouders weg te halen. Het gaat, zegt een woordvoerster, om de risico’s die de geloofsbeleving van ouders kan hebben voor de ontwikkeling en belangen van hun kinderen. De ingrijpende maatregelen die zijn genomen in het gezin van de familie Van Vliet zijn ‘puur de gevolgen van het gedrag van de vader’, zegt de woordvoerster. “Het komt er feitelijk op neer dat hij niet omkijkt naar zijn kinderen. Hierdoor loopt de ontwikkeling van de kinderen gevaar.”
Ik ken Bureau Jeugdzorg als een ‘rechtstaat in een rechtstaat’. BJZ volgt slechts vonnissen van de rechter op als het haar uitkomt. In andere gevallen doet BJZ precies het tegenovergestelde van kinderrechters (bijv. als een kind naar huis mag, dan ‘ziet’ BJZ het toch anders).
De allerlaatste zin van de woordvoerster, in dit verhaal, laat zien dat zij het dossier niet kent. Immers, de rechter had anders beslist, maar BJZ houdt vast aan een vorm van permanente oordeel tegenover de vader. Triest. Maar het gebeurt. Nog steeds.
Bovenstaande verhaal is wel extreem maar SAVE en de BJZ zijn in mijn ervaring de slechtste instanties van Nederland. Wij (vooral mijn vriendin) worden wekelijks geconfronteerd met geestelijke en emotionele mishandeling door SAVE. Een mening hebben mag niet. Men is de Nederlandse taal niet machtig maar mogen alles in hun beperkte woordenkennis de woorden visie, feiten en mening zijn bij hun hetzelfde. Het behalen van doelstellingen bespreek je niet die presenteert men . Als ik zeg dat dit in de “grote mensen wereld niet zo werkt” krijgt mijn vriendin straf en mag ze haar dochter 3 weken niet zien.
Ik pleit voor het stoppen met deze waanzin, ik heb 10 x om een succesje gevraagd te tonen bij SAVE maar dat kan men niet……Wie bij SAVE of BJZ wil werken moet een enorme hekel aan kinderen en ouders hebben.