Huisbezoek
1 Kijk goed rond
Dankzij huisbezoeken krijg je een completer beeld van een leerling. Het kind mag zijn kamer laten zien en je leert de ouders beter kennen. Ondertussen kun je je een beeld vormen van de thuissituatie. Dit kan een mooie aanvulling zijn op wat je op school van een kind ziet. Is een huis opgeruimd? Gaat de televisie aan tijdens het bezoek? Roken de ouders binnen? Luistert het kind goed? Hoe reageren zijn ouders op hem? Het leert je het gedrag van sommige leerlingen beter begrijpen. Als je in een rommelig huis komt, snap je waarom je het kind altijd achter zijn broek moet zitten bij het opruimen. Blijkbaar heeft hij dat thuis niet geleerd.
2 Gebruik het bezoekje als ijsbreker
Met alleen tienminutengesprekken en een vluchtig contact op de gang bouw je slechts langzaam een band op met de ouders. De term ‘tienminutengesprek’ geeft immers een duidelijk signaal af: zo lang wil ik over je kind praten en langer niet. Tijdens zo’n huisbezoek kun je juist wel alle tijd nemen en dat vinden ouders vaak erg prettig. Het huisbezoek is dan een ijsbreker in het contact met de ouders.
3 Bereid het gesprek goed voor
Meestal loopt het vanzelf en is er altijd wel een aanknopingspunt voor een gesprek. De meeste mensen praten in hun eigen omgeving namelijk vrij gemakkelijk. Toch is het verstandig om het gesprek goed voor te bereiden, bijvoorbeeld door een paar vragen op papier te zetten. Vragen over bijvoorbeeld het contact met vriendjes, of over hoe het kind uit school thuiskomt, geven je een houvast tijdens het gesprek.
4 Bespreek problemen op een ander moment
Het huisbezoek is vooral bedoeld om kennis te maken en om een vollediger beeld van het kind en zijn ouders te krijgen. Leer- of gedragsproblemen kun je beter op school bespreken. Kaart de problemen kort aan, maar zeg dat je er een andere keer op school op wilt terugkomen. Maak tijdens het huisbezoek al een afspraak voor zo’n vervolggesprek.
5 Praat niet over andere kinderen
Het is een gouden regel: praat niet met ouders over andere kinderen of over collega’s. Het is een belangrijke afspraak, want ouders proberen het vaak wel, vooral in de gemoedelijke sfeer van een huisbezoek. Meestal begint het met de opmerking dat hun kind moeite heeft met een ander kind. Wees resoluut: zeg helemaal niets over een ander kind.
6 Let op: soms is er meer aan de hand
Soms geeft een huisbezoek aanleiding om een kind extra in de gaten te houden. Het kan jou bijvoorbeeld opvallen dat het kind zich thuis heel anders gedraagt dan op school, bijvoorbeeld veel vrijer of juist angstiger. Je kunt ook het gevoel krijgen dat de ouders weinig betrokken zijn bij het kind. Of erger, als je signalen van mishandeling opvangt. Het is mogelijk om hulpinstanties in te schakelen. Overleg wel eerst met een collega of een vertrouwenspersoon op school, voordat je aan de bel trekt. De conclusie mishandeling is namelijk niet altijd terecht.
7 Schoenmaker, blijf bij je leest
Tijdens een huisbezoek kan het zomaar gebeuren dat ouders hun twijfels over hun opvoedcapaciteiten op tafel leggen. Natuurlijk kun je adviseren om consequent te zijn. Dit werkt immers ook bij jou in de klas. Maar word geen opvoedcoach en al helemaal niet als het kind ergens in de buurt rondloopt. Als je merkt dat ouders problemen ondervinden, stuur ze dan door naar bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk werk.
8 Zet je vooroordelen opzij
De eerste indruk van een ouder of een kind kan wel eens een verkeerde zijn. Ga dus altijd onbevooroordeeld op huisbezoek want vaak zijn ouders aardiger dan je in eerste instantie dacht.
9 Zie het als een investering
Natuurlijk betekenen huisbezoeken iets voor je werkbelasting. Maar als je ziet wat je ervoor terugkrijgt, dan is het vaak wel de moeite waard. Het geeft kinderen een speciaal gevoel, ze zullen zich sneller veilig voelen bij je. Voor de ouders werkt het net zo.