Nieuws over JGZ

Het probleem van jeugdzorg

Het probleem van jeugdzorg

image-3159918
Het schema van de Zorgketen in de Jeugdzorg. Illustratie: Arte Westerbaan

Wie het nieuws volgt, moet de indruk krijgen dat er van alles mis is met onze jeugd en de jeugdzorg. Zijn we het opvoeden verleerd en vragen we het onmogelijke van jeugdzorg? Of is de samenleving veel te kritisch over jongeren, ligt de lat voor opvoeders te hoog en wordt de verkeerde hulp geboden? Verslag van een zoektocht naar antwoorden, die weleens verrassend voor de hand kunnen liggen.

Aangezet door steeds meer verhalen over (vermeende) misstanden in de jeugdzorg doet de Stentor onderzoek.

Om te beginnen vroegen we ervaringen met jeugdzorg met ons te delen. Deze oproep van begin januari leverde al bijna 600 reacties op en de verhalen stromen nog steeds binnen, vaak hartverscheurend, zorgvuldig achtergelaten op meerdere A4tjes, soms zelfs met de dramatische oproep, help ons alsjeblieft…

De algemene teneur van die reacties is uiterst negatief en somber. Jeugdzorg doet maar wat en heeft geen boodschap aan de waarheid. De meest gehoorde frustratie is dat jeugdzorg ouders niet serieus neemt. “Je staat buitenspel, telt niet meer mee, wordt niet voor vol aan gezien. Je bent dader of incompetent, niet waard om naar te luisteren. Daar ga je aan kapot”, zegt een vrouw over haar ervaring als moeder.

Ze is tegelijk werkzaam als maatschappelijk werker en wil daarom anoniem blijven. “Dat is dus heel dubbel. In mijn werk wordt er wel naar me geluisterd. Ik krijg voor mijn cliënten voor elkaar wat ik persoonlijk niet voor elkaar krijg. Het systeem is ziek, doordat er onvoldoende controle en onvoldoende tijd is. Als je ermee te maken krijgt, word je er zelf ziek van.”

Het zijn bittere teksten die niet op zich zelf staan en in reacties op alle mogelijke manieren worden herhaald. “Hoe slecht moeten wij zijn om te accepteren dat onze kinderen onder politiebegeleiding uit scholen worden afgevoerd.” Het advies van onze lezers: schrijf ouders niet te snel af, haal kinderen niet te snel uit huis, bekijk veel zorgvuldiger wat het probleem is en los dat zoveel mogelijk op in eigen huis. Ze worden waarschijnlijk op hun wenken bediend.

Jeugdzorg? “Het is een gok”, vindt Truus Barendse van Stichting Kinderen – Ouders – Grootouders (KOG). Ze bedoelt, dat je nooit kunt weten hoe het uitpakt. En je kunt het ook heel slecht treffen. Voor de zekerheid schreef ze er een boek over vol. ‘De jungle van de jeugdzorg’, een overlevingspakket voor ouders die met Bureau Jeugdzorg te maken krijgen. Bedoeld voor ‘doorsnee’ ouders, dus niet voor ouders die hun kinderen mishandelen of verwaarlozen. Dat KOG dit boek nodig vindt, is veelzeggend. “Want het hoort niet mis te gaan, maar er gaat zo veel mis”, zegt Barendse.

Ze vindt dat kinderen veel te makkelijk uit huis worden geplaatst. Advocaten delen die mening. “De maatregel van uithuisplaatsing is van ultimum remedium geworden tot voorbehoedsmiddel voor potentiële schade en dat nog wel op basis van onzorgvuldige werkwijze”, schrijft een groep Rotterdamse advocaten in 2008 in een brandbrief. De advocaten zetten ernstige vraagtekens bij veel beslissingen tot uithuisplaatsing. “Wanneer er sprake is van opvoedingsproblematiek of onmacht van de ouders hun kinderen adequaat te begeleiden, is het de vraag of een traumatiserende uithuisplaatsing de beste manier is om kinderen te helpen.”

Dat beeld is niet veranderd, vindt Joke den Haan van Kloosterman & Stronks Advocaten. “Je zit als advocaat tegenover een blok van kinderbescherming, jeugdzorg en voogdij en die zeggen allemaal hetzelfde en krijgen door de bank genomen altijd gelijk van de rechter. Je zou als advocaat tijd en geld moeten hebben voor een contra-expertise. Mensen met veel geld kunnen dat laten doen en die overkomt dit soort ellende ook niet.”

Ze is zelf bezig met een ‘schrijnend’ geval over vijf kinderen die in april 2008 uit huis zijn geplaatst. “Inmiddels blijkt uit rapporten dat het gezin een probleem had doordat het oudste kind in huis niet was te handhaven. ” De les die zij hieruit trekt. “Jeugdzorg zou veel meer verantwoording moeten afleggen waarom het voor de ontwikkeling van een kind beter is dat het niet bij zijn ouders blijft.”

Jeugdzorg wil kinderen helpen en beschermen, zodat ze op een veilige manier kunnen opgroeien. Dat werk is hard nodig, want te veel kinderen leven in een hel. De discussie en kritiek gaat vooral over de grootte van de mazen in het net. De ene keer te ruim, de andere keer te klein.

Jeugdzorg is ook een klein woord voor een omvangrijk en complex geheel. Misschien wel zo complex dat het adequate jeugdzorg in de weg staat. Dat is in ieder geval zo in de ogen van de Nationale Ombudsman. “In de jeugdzorg is van alles mis. De organisatie is onverantwoord complex, de wetgeving ingewikkeld.”

Gezinsvoogdij, jeugdhulpverlening, jeugdreclassering, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Kindertelefoon vormen sinds 2005 in elke provincie en de drie grote steden Bureau Jeugdzorg. In discussies is dit Bureau vaak de kop van jut. Onder toezicht en uit huis plaatsen zijn belangrijke wapens van deze organisatie, maar die worden pas gegrepen als het echt niet anders kan, zeggen de directeuren. De MO Groep, de brancheorganisatie van de jeugdzorg, vindt de kritiek logisch gezien de aard van het werk. “Het is voor opvoeders zeer zwaar als een buitenstaander in het gezin komt en daarmee bevestigt dat ouders zelf niet geslaagd zijn in hun rol als opvoeder.”

Er gebeuren heel veel goede dingen in de jeugdzorg en er worden, soms onder uiterst moeilijke omstandigheden, ook fantastische resultaten geboekt, zegt Fokko Witteveen, voorzitter van de Raad van Bestuur van Trias Jeugdhulp. “Het bijzondere van jeugdzorg is natuurlijk dat het om mensen gaat. Iedere interventie staat op zich. Het is niet reproduceerbaar en vermenigvuldigbaar. Iedere cliënt is een unieke cliënt, en iedere hulpvraag vereist een uniek antwoord.” Hans Lomans, voorzitter van de Raad van Bestuur van Bureau Jeugdzorg Gelderland, vindt het beeld over jeugdzorg vertekend. “We redden elke dag kinderen. Er gaat veel meer goed dan fout.” Er is heel veel verbeterd, vindt ook Paul Nauta, hoofd Onderwijs en Jeugdzorg van het Nederlands Jeugd Instituut. “Vijftien jaar geleden was het een absolute chaos. Hadden we 500 instellingen. Nu zijn het er 45 en hebben we veel meer inzicht. En de meeste ophef gaat maar over een heel klein deel van de jeugdzorg.”

Jeugdzorg heeft enorm veel last van de sfeer die is ontstaan. Hulpverleners ontmoeten grote weerstand en steeds vaker zelfs regelrechte agressie. Geen geruststellende basis voor succes dus, vooral ook omdat beide partijen tot elkaar zijn veroordeeld. Nauta vindt dat een gevaarlijke ontwikkeling. “Het wordt ook uitgelokt door de overheid, die te veel wantrouwen uitstraalt. Dat kan zelfs het succes van de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin gaan ondermijnen.”

De onvrede blijkt zelfs voedingsbodem voor een nieuwe politieke beweging. De Partij Rechten Kind wil meedoen aan de eerstvolgende Kamerverkiezingen.

Nieuwe media voeden en bundelen de woede over jeugdzorg. Internet barst van de fora waar soms de meest vreselijke beschuldigingen – van kinderhandel, tot nazipraktijken – voorbij komen. Op jeugdzorgbeleid.nl stond lange tijd een peiling over minister Rouvoet. De vraag was: ‘vindt u Rouvoet een crimineel en moet hij aftreden?’ Ruim 62 procent van de stemmers zei volmondig ja.

Wat meteen opvalt als je de jeugdzorg onder de loep neemt, zijn de opvallende cijfers. Nog nooit zijn er zoveel kinderen onder toezicht en uit huis geplaatst. Het aantal cliënten van jeugdzorg groeit al jaren explosief. De problematiek neemt volgens hulpverleners, in ernst en complexiteit toe.

Ondertoezichtstelling is de meest voorkomende jeugdbeschermingsmaatregel. Het aantal kinderen dat onder toezicht staat is in tien jaar tijd met ruim 40 procent gestegen van 19.445 in 1998 naar ruim 32.000 in 2008. Iets meer dan de helft van deze kinderen wordt uit huis geplaatst en komt terecht in een pleeggezin of instelling. Of op een wachtlijst omdat de vraag het aanbod overstijgt.

Ramingen van Justitie gaan ervan uit dat het aantal onder toezichtstellingen van kinderen tot 11 jaar de komende jaren met 51 procent zal stijgen, vijftig procent meer kinderen uit huis zullen worden geplaatst en twintig procent meer jongeren naar verwachting strafrechtelijk in een jeugdinrichting belanden.

Volgens Bureaus Jeugdzorg wordt de groei verklaard door de roep uit de maatschappij eerder in te grijpen. Dat heeft geleid tot grotere alertheid (van professionals en mensen uit de directe omgeving van kinderen) voor situaties die bedreigend zijn.

Feit is dat een serie dramatische gebeurtenissen met kinderen – zoals de dood van Rowena (Het meisje van Nulde) in 2002 en Savanna in 2004 – leidden tot een ommezwaai. Er werd in 2006 landelijk een Deltaplan gelanceerd om het risico op mishandeling en verwaarlozing van kinderen terug te dringen. ” Gezinsvoogden kregen – in ieder geval in theorie – meer tijd per zaak en werden getraind om problemen eerder te signaleren. Ze grijpen sneller in door verplichte hulpverlening aan ouders of door kinderen uit huis te plaatsen”, zegt de Inspectie voor de Jeugdzorg hierover in een rapport.

Directeur Martin Dirksen van Bureau Jeugdzorg Overijssel zei het in 2005 zo: “Je kunt beter te vroeg dan te laat zijn. We grijpen liever in terwijl we maar 80 procent van de zaak weten dan dat we gaan wachten tot het fout gelopen is. ” Het ministerie van Justitie heeft nog een andere verklaring voor de groei. De ramingen voor de stijging van het aantal jeugdzorgcliënten de komende jaren zijn gebaseerd op de forse toename (44 procent) van de tweede generatie niet westerse allochtone mannen en een afname (12 procent) van de kerkelijkheid. Volgens minister Rouvoet van Jeugd en Gezin, een van de drie ministeries die over jeugdzorg gaat, garanderen deze factoren op basis van historische cijfers de toename van het aantal onder toezichtstellingen.

De cijfers staan in schril contrast met andere getallen. Uit diverse onderzoeken, ook internationaal, blijkt namelijk dat het goed gaat met de Nederlandse jeugd en zijn opvoeding. De problemen nemen eerder af dan toe en in vergelijking met andere landen vallen we in positieve zin op. Hoogstens vijf procent heeft te maken met een opeenstapeling van problemen. Volgens prof. dr. Jo Hermanns (61) is Nederland het opvoeden niet verleerd, maar kan de samenleving nog maar weinig hebben van zijn jeugd. Wat vroeger normaal werd gevonden wordt steeds vaker gezien als fout en hulpverleners staan klaar om in te grijpen. Hermanns is hoogleraar Opvoedkunde aan Universiteit van Amsterdam en daarnaast onafhankelijk adviseur op het terrein van jeugdbeleid en jeugdzorg. Hij waarschuwde vorig jaar in een lezing ‘voor de ‘zuigkracht’ van de hulpverlening, die hij omschrijft als de markt voor ‘welzijn en geluk’. “Er lijkt een jacht ontstaan op ‘risicogezinnen’ die nog geen probleem zijn, maar dat wel zouden kunnen worden. Het gevolg is in ieder geval dat steeds meer kinderen de boodschap krijgen dat er iets met ze is.”

Hermanns, hij werkte in verschillende functies in de jeugdhulpverlening, vindt dat een gevaarlijke constatering. Het gevolg is dat de direct verantwoordelijke opvoeders en andere burgers in gezinnen, in scholen en in het publieke domein hun handen er van af trekken en het opvoeden in handen van zogenaamde professionals wordt gegeven. ” Kinderen moeten weer opgevoed worden en niet te snel behandeld.” Als er hulp nodig is, moeten volgens Hermanns de deskundigen geïmporteerd worden in de opvoeding in plaats van de kinderen geëxporteerd naar voorzieningen.

Jolande Calkoen, jeugdrechter en voorzitter van de werkgroep Kinder- en Jeugdrechters van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak herkent het beeld dat Hermanns schetst. “Wij zien een tendens van indekken en lagere acceptatie. Niemand mag nog fouten maken en dat leidt tot risicomijdend gedrag. En de tolerantie ten opzichte van gedrag van jeugdigen is gedaald”, zei ze onlangs voor een parlementaire werkgroep die jeugdzorg onderzoekt. Calkoen vindt daarnaast dat er in de jeugdzorg meer wetenschappelijk gewerkt moet worden. “Eerst kijken of iets werkt voordat je het invoert en dus niet uit idealisme van alles proberen.”

Meer mensen delen dat, zoals Paul Nauta van het Nederlands Jeugd Instituut. Hij stond aan de wieg van de Bureaus Jeugdzorg en vindt dat de prestaties van de jeugdhulpverlening beter zichtbaar moeten worden gemaakt. ” Professionals moeten laten zien of hun werk verschil maakt.”

Dit voorjaar evalueert de Tweede Kamer de Wet op de Jeugdzorg van 2005. Nu al staat vast dat dit leidt tot ingrepen. Het systeem is niet houdbaar, onbeheersbaar en te duur. Minister Rouvoet wil dat de vraag naar jeugdzorg wordt teruggedrongen. De oplossing die op de meeste steun kan rekenen, is ook de meest voor de hand liggende: het probleem oplossen waar het ontstaat. Minder kinderen uit huis halen, meer hulp in huis brengen. Meer lichte, vrije toegankelijke en goedkoper hulp, minder gespecialiseerde hulp en niet langer dan nodig. Rouvoet zegt hierover: “We moeten jeugdzorg verbeteren door ons te richten op wat we gezinnen kunnen bieden voordat zwaardere en dure professionele hulp nodig is.”

“Er is een omslag nodig”, zeggen de provincies in een gezamenlijk standpunt. “Uitgangspunt moet zijn dat de meeste ouders/opvoeders zelf problemen kunnen oplossen of leren oplossen.”

Truus Barendse van KOG is er blij mee. Ze roept het al jaren, maar kreeg in Den Haag geen steun. ” Uithuisplaatsing van een kind moet alleen als het echt niet anders kan en dan het liefst naar een familielid. Het beste is hulp in huis te brengen. Dat kost minder en dan help je bovendien het hele gezin.”

Eigen kracht lijkt het nieuwe toverwoord. Dat wil zeggen dat eerst wordt geprobeerd problemen in het gezin op te lossen, met familie en vrienden. Ooit was er voldoende eigen kracht, maar dat is in de samenleving van de 24-uurs economie verloren gegaan. Mensen staan er alleen voor. Daarom moet die eigen kracht georganiseerd worden, zegt Rob van Pagée van de Eigen Kracht Centrale in Zwolle (www.eigen-kracht.nl). Deze organisatie is sinds 2001 bezig aan een opmars en hield al 3.000 zogenaamde Eigen Krachtconferenties om problemen in gezinnen op te lossen. Het werkt altijd en overal, zegt Van Pagée. “Door de kring rondom een ouder en kind groter te maken, haal je de dreiging dat een kind wordt weggehaald weg en gebruik je wat mensen zelf kunnen en dat is echt heel veel.” De groeiende praktijk bewijst volgens Van Pagée zijn gelijk. Hij pleit er daarom voor altijd met Eigen Kracht te beginnen. Dat is tot zijn verdriet nu nog niet verankerd in de regels. “Burgers zouden wettelijk het recht moeten krijgen eerst met Eigen Kracht aan de slag te gaan, voordat jeugdzorg het heft in handen kan nemen”, vindt Van Pagée. “En als het onverhoopt niet werkt, is er niets verloren. Je kunt altijd nog teruggrijpen op het oude systeem.”

Totdat jeugdzorg is bijgestuurd, blijft een toenemend aantal kinderen uit huis geplaatst. Dat leidt tot andere zorgen. Een groot tekort aan gezinsvoogden en een groot tekort aan pleeggezinnen. Waardoor kinderen noodgedwongen op een wachtlijst komen. Het aantal kinderen in pleeggezinnen is de afgelopen tien jaar verdubbeld tot 24.000. De vraag is veel groter dan het aanbod.

https://www.destentor.nl/regio/het-probleem-van-jeugdzorg-1.3159917

Gerelateerde artikelen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button